Calypso, een soort volksliedje dat voornamelijk uit Trinidad komt maar elders op de Zuidelijke en oostelijke Caribische eilanden wordt gezongen. Het onderwerp van een calypso-tekst, meestal geestig en satirisch, is een lokale en actuele gebeurtenis van politieke en sociale import, en de toon is er een van zinspeling, spot en dubbele betekenis.
de calypso-traditie, die eind jaren vijftig in het buitenland populair werd, dateert uit het begin van de 19e eeuw en werd oorspronkelijk caïso of cariso genoemd. Tijdens het carnaval voor de vastentijd dwaalden groepen slaven onder leiding van populaire zangers, of shatwell, door de straten zingend en improviserend gesluierde teksten gericht op impopulaire politieke figuren.
de poëtische vorm volgt die van de ballad: vierlijnige refreinen volgen achtlijnige strofen (strofen). Het eenvoudige rijmschema wordt ruimschoots gecompenseerd door het zeer fantasierijke, originele taalgebruik. De zanger-dichter, die een pakkende artiestennaam aanneemt (bijv. The Mighty Spoiler; Lord Melody; Attila de Hun), bevat Spaanse, Creoolse en Afrikaanse zinnen in een lowbrow idioom gebruik te maken van nieuw uitgevonden spreektaal uitdrukkingen, zoals bobol( graft), pakoti (ontrouw), en graf (meisje). De overdrijving van lokale spraakpatronen, die de normale accentuering van de tekst vervormen, wordt geëvenaard door offbeat (gesyncopieerd) ritme in de muziek, een bekend Calypso handelsmerk. De calypso zanger zet zijn couplet op een standaard melodie of verzint een eigen melodie.
favoriete begeleidende instrumenten zijn de shak-shak (maraca), gitaar, cuatro (een snaarinstrument) en tamboo-bamboe (bamboestokken van verschillende lengtes op de grond geslagen). Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn getunede olietrommels, samen gespeeld in orkesten genaamd steel bands, erg populair.