atopische dermatitis is de meest voorkomende chronische huidziekte bij jonge kinderen, met een “ooit” – prevalentie bij Amerikaanse schoolkinderen van maximaal 17%. Abnormale huidbarrière differentiatie en immuunrespons genen spelen een belangrijke rol in atopische dermatitis. Bovendien weerspiegelen frequente kolonisatie en infectie door microbiële organismen, in het bijzonder Staphylococcus aureus en Herpes simplex virus bij patiënten met atopische dermatitis, de complexe onderliggende huidpathofysiologie. Behandelingsregimes voor de meeste patiënten met chronische atopische dermatitis omvatten het vermijden van irriterende stoffen en bewezen allergenen met agressieve hydratatie en toepassing van moisturizers om een gezonde epidermis te behouden. Antimicrobiële therapie is opgenomen voor acute infecties, en topische anti-inflammatoire middelen, met name corticosteroïden en calcineurineremmers, zijn de steunpilaar van de therapie. Systemische immunomodulerende middelen dienen te worden gereserveerd voor patiënten met aangetoonde recalcitrant ziekte. Aangezien zelfs de niet-liesionaire huid bij patiënten met atopische dermatitis niet normaal is met betrekking tot huidbarrière en immuunafwijkingen, kan proactieve (onderhouds -) therapie geschikt zijn voor een subgroep van patiënten met relapsing disease.