2919.25 huiselijk geweld.
A) niemand mag willens en wetens fysieke schade toebrengen aan een gezin of een lid van het huishouden.
B) niemand mag roekeloos ernstige lichamelijke schade toebrengen aan een gezin of een lid van het huishouden.
C) een persoon mag een gezin of een gezinslid door dreiging met geweld bewust doen geloven dat de dader onmiddellijk lichamelijk letsel aan het gezin of het gezinslid zal toebrengen.
(D)
(1) Wie deze sectie schendt is schuldig aan huiselijk geweld, en de rechtbank zal de dader veroordelen zoals bepaald in divisies (D) (2) tot (6) van deze sectie.
(2) Tenzij anders bepaald in afdelingen(d) (3) tot en met (5) van deze sectie, is een schending van afdeling (C) van deze sectie een misdrijf van de vierde graad, en een schending van afdeling (A) of (B) van deze sectie is een misdrijf van de eerste graad.
(3) Tenzij anders bepaald in afdeling D) (4) van deze afdeling, indien de dader eerder schuldig heeft gepleit aan of veroordeeld is voor huiselijk geweld, een schending van een bestaande of voormalige gemeentelijke verordening of wet van deze of een andere staat of de Verenigde Staten die in wezen vergelijkbaar is met huiselijk geweld, een schending van sectie 2903.14, 2909.06, 2909.07, 2911.12, 2911.211, of 2919.22 van de Herziene Code als het slachtoffer van de schending was van een familie of een lid van het huishouden op het moment van de overtreding een overtreding van een bestaande of voormalige gemeentelijke verordening of wet van deze of enige andere staat of de Verenigde Staten dat in grote mate gelijkaardig is aan elk van die gedeelten, als het slachtoffer van de schending was van een familie of een lid van het huishouden op het moment van de commissie van de overtreding, of een overtreding van geweld als het slachtoffer van de overtreding was van een familie of een lid van het huishouden op het moment van het begaan van het feit een overtreding van de afdeling (A) of (B) van deze paragraaf is een misdrijf van de vierde graad, en, als de dader wist dat het slachtoffer van de overtreding zwanger was op het moment van de overtreding, zal de rechtbank een verplichte gevangenisstraf op te leggen aan de dader op grond van division (D)(6) van deze sectie, en een schending van division (C) van deze sectie is een misdrijf van de tweede graad.
(4) Indien de dader eerder schuldig heeft gepleit of veroordeeld is voor twee of meer overtredingen van huiselijk geweld of twee of meer overtredingen of overtredingen van het type beschreven in afdeling D) (3) van deze sectie waarbij een persoon betrokken was die een gezinslid was op het moment van de overtredingen of overtredingen, is een schending van afdeling A) of B) van deze sectie een misdrijf van de derde graad, en indien de dader wist dat het slachtoffer van de overtreding zwanger was op het moment van de overtreding, legt de rechtbank een verplichte gevangenisstraf op betreffende de dader overeenkomstig afdeling D) (6) van deze sectie, en een schending van de afdeling (C) van deze sectie is een misdrijf van de eerste graad.
(5) tenzij anders bepaald in afdeling D)(3) of (4) van deze sectie, indien de dader wist dat het slachtoffer van de overtreding zwanger was op het moment van de overtreding, is een schending van afdeling A) of (B) van deze sectie een misdrijf van de vijfde graad, en zal de rechtbank een verplichte gevangenisstraf opleggen aan de dader overeenkomstig afdeling D) (6) van deze sectie, en een schending van afdeling C) van deze sectie is een misdrijf van de derde graad.
(6) Indien afdeling D) (3), (4), of (5) van deze sectie vereist dat de rechtbank die een overtreder veroordeelt voor een schending van afdeling A) of B) van deze sectie een verplichte gevangenisstraf oplegt aan de overtreder op grond van deze afdeling, legt de rechtbank de verplichte gevangenisstraf op als volgt:
(a) indien de schending van afdeling A) of B) van deze sectie een misdrijf van de vierde of vijfde graad is, tenzij anders bepaald in afdeling D) (6) b) of C) van deze afdeling, legt de rechter de dader een verplichte gevangenisstraf van ten minste zes maanden op.
B) indien de overtreding van afdeling A) of B) van deze afdeling een misdrijf van de vijfde graad is en de overtreder bij het begaan van de overtreding ernstige lichamelijke schade heeft toegebracht aan de ongeboren vrouw van de zwangere vrouw of de beëindiging van de zwangerschap van de zwangere vrouw heeft veroorzaakt, legt de rechtbank de overtreder een verplichte gevangenisstraf van twaalf maanden op.
c) indien de overtreding van afdeling A) of B) van deze afdeling een misdrijf van de vierde graad is en de overtreder bij het begaan van de overtreding ernstige lichamelijke schade heeft toegebracht aan het ongeboren kind van de zwangere vrouw of de beëindiging van de zwangerschap van de zwangere vrouw heeft veroorzaakt, legt de rechtbank de overtreder een verplichte gevangenisstraf van ten minste twaalf maanden op.
(d) indien de schending van divisie (A) of (B) van deze sectie een misdrijf van de derde graad is, tenzij anders bepaald in Divisie (d)(6)(e) van deze sectie en niettegenstaande het bereik van bepaalde gevangenisvoorwaarden voorgeschreven in Divisie (a)(3) van sectie 2929.14 van de herziene Code voor een misdrijf van de derde graad, zal de rechtbank een verplichte gevangenisstraf opleggen aan de dader van ofwel een bepaalde termijn van zes maanden of een van de gevangenisvoorwaarden voorgeschreven in Divisie (a)(3)(B) van sectie 2929.14 van de herziene code voor derdegraads misdrijven.
(e) indien de overtreding van afdeling A) of B) van deze sectie een misdrijf van de derde graad is en de overtreder bij het begaan van de overtreding ernstige lichamelijke schade heeft toegebracht aan de ongeboren vrouw van de zwangere vrouw of de beëindiging van de zwangerschap van de zwangere vrouw heeft veroorzaakt, ondanks de in afdeling A), punt 3, van sectie 2929 vastgestelde gevangenisvoorwaarden.14 van de herziene Code for a criminal of The third degree, de rechtbank zal een verplichte gevangenisstraf op te leggen aan de dader van hetzij een bepaalde termijn van een jaar of een van de gevangenis voorwaarden voorgeschreven in Afdeling (a)(3)(b) van sectie 2929.14 van de herziene Code voor misdrijven van de derde graad.
E) niettegenstaande een andersluidende bepaling in de wet, mag geen enkele rechtbank of eenheid van staat of lokaal bestuur een vergoeding, kosten, Borgsom of geld in rekening brengen in verband met het indienen van een aanklacht tegen een persoon die beweert dat de persoon deze sectie of een gemeentelijke verordening in wezen vergelijkbaar met deze sectie heeft overtreden of in verband met de vervolging van een dergelijke aanklacht.
(F) zoals gebruikt in deze sectie en de secties 2919.251 en 2919.26 van de herziene Code:
(1) “gezin of lid van het huishouden”::
(a) Een van de volgende die woont of gewoond heeft met de dader:
(i) Een echtgenoot, een persoon die als een echtgenoot of een vroegere echtgenoot van de overtreder;
(ii) Een ouder, een pleegouder of een kind van de dader, of een andere persoon in de betrekking van bloedverwantschap of aanverwantschap tot de dader;
(iii) Een ouder of een kind van een echtgenoot, wonende persoon als echtgenoot of gewezen echtgenoot van de dader, of een andere persoon in de betrekking van bloedverwantschap of aanverwantschap tot een van de echtgenoten, wonende persoon als echtgenoot of gewezen echtgenoot van de dader.
b) de natuurlijke ouder van een kind waarvan de dader de andere natuurlijke ouder is of de vermeende andere natuurlijke ouder.
(2) “”persoon die als echtgenoot woont”: een persoon die in een gewoonterechtsrelatie met de dader woont of heeft geleefd, die anderszins samenwoont met de dader, of die anderszins samenwoont met de dader binnen vijf jaar voorafgaand aan de datum van de vermeende uitvoering van de handeling in kwestie.
(3) “ongeboren zwangere vrouw” heeft dezelfde betekenis als “ongeboren van een andere persoon”, zoals uiteengezet in sectie 2903.09 van de herziene Code, als het gaat om de zwangere vrouw. Afdeling C) van die afdeling is van toepassing met betrekking tot het gebruik van de term in deze afdeling, met dien verstande dat de tweede en derde zin van afdeling C) 1) van die afdeling voor de toepassing van deze afdeling moeten worden uitgelegd alsof zij een verwijzing naar deze afdeling hebben opgenomen in de lijst van Herziene Codeonderdelen die zij bevatten.
(4) “beëindiging van de zwangerschap van de zwangere vrouw “heeft dezelfde betekenis als” onrechtmatige beëindiging van de zwangerschap van een ander, ” zoals uiteengezet in artikel 2903.09 van de herziene Code, voor zover het betrekking heeft op de zwangere vrouw. Afdeling C) van die afdeling is van toepassing met betrekking tot het gebruik van de term in deze afdeling, met dien verstande dat de tweede en derde zin van afdeling C) 1) van die afdeling voor de toepassing van deze afdeling moeten worden uitgelegd alsof zij een verwijzing naar deze afdeling hebben opgenomen in de lijst van Herziene Codeonderdelen die zij bevatten.
gewijzigd bij 132e Algemene Vergadering bestand nr. TBD, SB 201, §1, EVF. 3/22/2019.
gewijzigd bij 128e Algemene Vergadering Nr. 50, SB 58, §1, EVF. 9/17/2010.
gewijzigd bij 128e Algemene Vergadering Nr. 21, HB 10, §1, EVF. 6/17/2010.