doelstelling—de hypothese testen dat enthesofytenvorming en osteofytengroei positief geassocieerd zijn en naar verbanden zoeken tussen botvorming op verschillende plaatsen op het skelet, zodat een eenvoudige maat voor botvorming kan worden afgeleid.
methoden-visueel onderzoek van 337 volwassen skeletten. Alle gemeenschappelijke plaatsen van enthesofyten of osteofytenvorming werden geïnspecteerd door één enkele waarnemer die de botvorming op deze plaatsen op een 0-3 schaal beoordeelde. De totale score voor elk kenmerk werd gedeeld door het aantal onderzochte sites om een enthesofyte en een osteofyte score af te leiden. Cronbachs analyse van α en voornaamste componenten werd gebruikt om groepen te identificeren.
resultaten-Enthesofytenvorming werd geassocieerd met Geslacht (M> F) en leeftijd. Er was een positieve correlatie tussen enthesofyten en osteofyten (r = 0,65; 95% betrouwbaarheidsinterval, 0,58 tot 0,71) die na correctie voor leeftijd en geslacht bleef bestaan. Analyse van de belangrijkste componenten wees op vier verschillende groeperingen van enthesofytenvorming. Door uit elke groep één plaats te kiezen kon een eenvoudige index van de totale botvorming van het skelet worden afgeleid.
conclusies-osteofyten en enthesofyten zijn zodanig met elkaar verbonden dat een deel van de populatie kan worden geclassificeerd als “botvormers”. De enthesophytgroepen verstrekken sommige aanwijzingen aan etiopathogenesis. Botvorming dient te worden onderzocht als mogelijke determinant van de heterogeniteit van de uitkomst en van de behandelingsrespons bij vaak voorkomende musculoskeletale aandoeningen.