alle islamitische sekten en facties beschouwden de kalief als een bijzonder prestigieuze positie met complexe leerstellige eisen, met afkomst beschouwd als een van de belangrijkste toelatingsregels. In de loop van de geschiedenis van het Kalifaat liepen de principes en praktijk echter vaak uiteen. Volgens Ali ibn Muhammad Al-Mawardi ‘ s boek “De verordeningen van de overheid”, geloofden mainstream soennitische moslims dat een man bepaalde kwaliteiten moest hebben om een kalief te zijn, in de eerste plaats moest hij afkomstig zijn uit de stam van de Qoeraisj.
het boek citeert verzen uit de” hadieth ” – verslagen van de gezegden, handelingen of gewoonten van de profeet die worden gebruikt als complementaire leringen over alle aspecten van het Moslimleven. Volgens deze verzen benadrukte Mohammed bij verschillende gelegenheden dat alleen zij uit de Qoeraisj families in aanmerking kwamen om kalief te zijn. Sommige van de geciteerde hadieth worden toegeschreven aan Imam Ahmad ibn Hanbal.Bronnen waaronder de “History of the Prophets and Kings” door Mohammed ibn Jarir Al-Tabari vermelden dat migranten gebruik maakten van deze voorwaarde om hun bod op macht te stimuleren tijdens de saqifah Bani Sa ‘ Idah bijeenkomst. De bijeenkomst vond plaats met de aanwezigheid van de Ansar (de Helpers) – Moslim bekeerlingen die Mohammed en zijn volgelingen geholpen toen ze aankwamen in Medina – direct na de dood van de profeet om een volgende kalief te kiezen.
soennieten: kaliefen moeten afkomstig zijn van de stam van de Qoeraisj
in de Rashidun en Omajjaden kalifaten, De Qoeraisj afkomst als voorwaarde om een kalief te zijn werd nooit in twijfel getrokken; allen die tijdens de twee tijdperken regeerden waren ondubbelzinnig afkomstig van de eminente stam. Echter, na de oprichting van het Abbasidische Kalifaat in 749, begonnen niet-Arabische etniciteiten de heersende klasse binnen te vallen.
tijdens de vroege stadia van hun roeping vertrouwden Abbasiden op het winnen van Perzen die een revolutionaire kracht vormden gedreven door verontwaardiging naar de heersende Arabieren. Sommigen van hen werden later de echte touwtrekkers van het Abbasidische Kalifaat, waaronder Abu Muslim Al-Khurasani en de Barmakiden.De dood van Kalief Harun al-Rashid in 808 en de uitbarsting van een burgeroorlog tussen de volgelingen van beide zonen – Al-Amin en Al-Ma ‘ mun – bleken een keerpunt in de machtsstructuur. De kloof tussen de broers nam etnisch-nationale dimensies aan; de overgrote meerderheid van de Arabieren steunde Al-Amin omdat zijn moeder, Zubaidah, een Arabier was, terwijl de meeste Perzen Al-Ma ‘mun steunden voor zijn Perzische moeder, die een van Al-Rashid’ s Slaven was.Nadat Al-Ma ‘ mun de oorlog had gewonnen, raakte hij bevriend met de Perzen, waardoor Merv de zetel werd van waaruit hij Churasan zou regeren. Hij bleef daar een tijdje voordat hij bezweek aan de druk van de Abbasiden en terugkeerde naar Bagdad, de hoofdstad van zijn voorouders.