de uitvoerende magistraten van het Romeinse Rijk werden gekozen individuen van het oude Romeinse Rijk. De macht van een keizer (zijn imperium) bestond, althans in theorie, op grond van zijn wettelijke status. De twee belangrijkste componenten van het Keizerrijk waren de “tribunische machten” (potestas tribunicia) en de” proconsulare ” (imperium proconsulare). In theorie gaven de tribunische machten (die vergelijkbaar waren met die van de plebejische tribunen onder de oude Republiek) de keizer gezag over de burgerlijke regering van Rome, terwijl de proconsulaire machten (vergelijkbaar met die van militaire gouverneurs, of Proconsuls, onder de oude Republiek) hem gezag over het Romeinse leger gaven. Hoewel deze verschillen duidelijk werden gedefinieerd tijdens het vroege rijk, werden ze uiteindelijk verloren, en de macht van de keizer werd minder constitutioneel en meer monarchisch.Op grond van zijn proconsulaire bevoegdheden had de keizer dezelfde rang van militair gezag als de hoofdmagistraten (de Romeinse consuls en proconsuls) onder de Republiek. De keizer was echter niet onderworpen aan de grondwettelijke beperkingen waaraan de oude consuls en proconsuls waren onderworpen. Uiteindelijk kreeg hij bevoegdheden die onder de Republiek voorbehouden waren aan de Romeinse Senaat en de Romeinse assemblies, waaronder het recht om de oorlog te verklaren, verdragen te ratificeren en te onderhandelen met buitenlandse leiders. De graad van Proconsulaire macht van de keizer gaf hem gezag over alle militaire gouverneurs van Rome, en dus over het grootste deel van het Romeinse leger. De tribunische macht van de keizer gaf hem de macht over het burgerlijke apparaat van Rome, evenals de macht om de vergaderingen en de senaat voor te zitten en zo te domineren. Toen een keizer de tribunische bevoegdheden kreeg, werden zijn ambt en zijn persoon heilig, en dus werd het een halsmisdaad om de keizer te schaden of te dwarsbomen. De keizer had ook de bevoegdheid om een reeks taken uit te voeren die onder de Republiek waren uitgevoerd door de Romeinse censors. Dergelijke taken omvatten de bevoegdheid om de openbare zedelijkheid (censuur) te reguleren en een volkstelling uit te voeren. Als onderdeel van de volkstelling had de keizer de macht om individuen toe te wijzen aan een nieuwe sociale klasse, waaronder de senatoriale klasse, die de keizer onbetwiste controle gaf over het lidmaatschap van de Senaat. De keizer had ook de macht om wetten te interpreteren en precedenten te stellen. Bovendien beheerste de keizer de religieuze instellingen, omdat hij als keizer altijd Pontifex Maximus was en lid van elk van de vier grote priesterschappen.Onder het Keizerrijk waren de burgers verdeeld in drie klassen, en voor leden van elke klasse was een duidelijk loopbaantraject beschikbaar (bekend als de cursus honorum). De traditionele magistraten waren alleen beschikbaar voor burgers van de senatoriale klasse. De magistraten die de val van de Republiek overleefden waren (volgens hun rangorde per de cursus honorum) het consulaat, praetoraat, plebejische Tribunaat, aedileship, quaestoraat en militair Tribunaat. Als een individu niet tot de senatoriale klasse behoorde, kon hij zich kandidaat stellen voor een van deze ambten als hij door de keizer mocht worden geleid, of anders kon hij door de keizer in een van deze ambten worden benoemd. Tijdens de overgang van republiek naar Keizerrijk verloor geen enkel ambt meer macht of prestige dan het consulaat, wat deels te wijten was aan het feit dat de inhoudelijke bevoegdheden van de Republikeinse Consuls allemaal werden overgedragen aan de keizer. Keizerlijke Consuls konden de Senaat voorzitten, als rechter optreden in bepaalde criminele processen, en hadden controle over openbare Spelen en shows. De Praetors verloren ook veel macht en hadden uiteindelijk weinig autoriteit buiten de stad. De belangrijkste Praetor in Rome, de stedelijke praetor, overtrof alle andere Praetors, en voor een korte tijd kregen zij de macht over de schatkist. Onder het Keizerrijk bleven de plebejische tribunen onaantastbaar en behielden zij, althans in theorie, de bevoegdheid om de senaat en de Assemblée bijeen te roepen of te veto uit te spreken. Augustus verdeelde het College van quaestoren in twee divisies, en gaf een divisie de taak om te dienen in de senatoriale provincies, en de andere de taak om het burgerlijk bestuur in Rome te leiden. Onder Augustus verloren de Aediles de controle over de graantoevoer aan een Raad van commissarissen. Pas nadat ze de macht om de orde in de stad te handhaven verloren, werden ze echter echt machteloos, en het kantoor verdween volledig in de 3e eeuw.
Romeinse magistraat
Main articles: Constitution of the Roman Empire and Executive magistrates of the Roman Empire
Augustus, de eerste Romeinse keizer.