angst en emotionele reacties spelen een centrale rol in veel theorieën over stotteren, bijvoorbeeld dat personen die stotteren de neiging zouden hebben om een emotioneel gevoelig temperament te hebben. De mogelijke relatie tussen stotteren en bepaalde karaktertrekken van temperament of persoonlijkheid werden herzien en geanalyseerd, met focus op temporele relaties (d.w.z., wat eerst komt). Het werd consequent gevonden dat voorschoolse kinderen die stotteren (als groep) geen neigingen naar verhoogde temperamentvolle trekken van verlegenheid of sociale angst in vergelijking met kinderen die niet stotteren vertonen. Significante groepsverschillen werden echter herhaaldelijk gemeld voor kenmerken geassocieerd met onoplettendheid en hyperactiviteit/impulsiviteit, die waarschijnlijk een subgroep van kinderen weergeven die stotteren. De beschikbare gegevens zijn niet in overeenstemming met het voorstel dat het risico op aanhoudend stotteren wordt verhoogd door een emotioneel reactief temperament bij kinderen die stotteren. Spraakgerelateerde sociale angst ontwikkelt zich in veel gevallen van stotteren, vóór de volwassenheid. Vermindering van sociale angst bij volwassenen die stotteren lijkt op zichzelf niet te resulteren in een significante verbetering van de spraak vloeiendheid. Studies hebben geen verband aangetoond tussen de ernst van de motorische symptomen van stotteren en temperamentaire eigenschappen. Er wordt voorgesteld dat situationele variabiliteit van stotteren, gerelateerd aan sociale complexiteit, een effect is van interferentie van sociale cognitie en niet direct van de emoties van sociale angst. Samengevat, de studies in dit overzicht bieden sterk bewijs dat personen die stotteren niet worden gekenmerkt door constitutionele trekken van angst of soortgelijke constructies.
onderwijsdoelstellingen: dit artikel geeft een overzicht en analyse van studies naar angst, temperament en persoonlijkheid, georganiseerd met als doel oorzaak en gevolg relaties te verduidelijken. Lezers zullen in staat zijn (A) het belang van effectgrootte en verspreiding van gegevens voor de interpretatie van groepsverschillen te begrijpen; (b) de rol van temporele relaties voor de interpretatie van oorzaak en gevolg te begrijpen.; (C) bespreken de resultaten van studies van angst, temperament en persoonlijkheid in relatie tot stotteren; en (d) bespreken situationele variaties van stotteren en de mogelijke rol van sociale cognitie.