de formele discipline (of mentale discipline) benadering van het leren geloofde dat specifieke mentale faculteiten kunnen worden versterkt door bepaalde cursussen van opleiding en dat deze versterkte faculteiten overgedragen naar andere situaties, gebaseerd op facultaire psychologie die de geest zag als een verzameling van afzonderlijke modules of faculteiten toegewezen aan verschillende mentale taken. Deze aanpak resulteerde in schoolcurricula die studenten nodig om onderwerpen zoals wiskunde en Latijn te studeren om redeneren en geheugen faculteiten te versterken.Edward Thorndike en Robert S. Woodworth stelden in 1901 dat de overdracht van leer werd beperkt of ondersteund door de elementen die gemeenschappelijk waren tussen de oorspronkelijke context en de volgende context. Het begrip werd oorspronkelijk ingevoerd als overdracht van de praktijk. Ze onderzochten hoe individuen leren in de ene context zouden overbrengen naar een andere vergelijkbare context en hoe “verbetering van een mentale functie” een verwante zou kunnen beïnvloeden. Hun theorie impliceerde dat de overdracht van het leren afhangt van hoe vergelijkbaar de leertaak en de overdrachtstaken zijn, of waar “identieke elementen betrokken zijn bij de beïnvloedende en beïnvloedende functie”, nu bekend als de identieke elemententheorie. Thorndike drong er bij scholen op aan om curricula te ontwerpen met taken die vergelijkbaar zijn met die studenten buiten de school zouden tegenkomen om de overdracht van het leren te vergemakkelijken.In tegenstelling tot Thorndike verwachtte Edwin Ray Guthrie ‘ s law of contiguity weinig overdracht van leren. Guthrie adviseerde om te studeren in de exacte omstandigheden waarin men zou worden getest, omdat hij van mening was dat”we leren wat we doen in de aanwezigheid van specifieke stimuli”. De verwachting is dat opleiding in omstandigheden die zo vergelijkbaar zijn als die waarin lerenden moeten presteren, de overdracht zal vergemakkelijken.
het argument wordt ook aangevoerd dat overdracht niet verschilt van leren, aangezien mensen geen situaties als blanco leien tegenkomen. Perkins en Salomon beschouwden het meer als een continuüm, met geen heldere lijn tussen leren en overdracht.
overdracht kan ook worden aangeduid als generalisatie, B. F. Skinner ‘ s concept van een reactie op een stimulus die optreedt bij andere stimuli.
tegenwoordig wordt overdracht van leren gewoonlijk beschreven als het proces en de effectieve mate waarin ervaringen uit het verleden (ook wel de overdrachtbron genoemd) het leren en de prestaties in een nieuwe situatie beïnvloeden (de overdrachtdoelstelling). Er blijft echter controverse over hoe overdracht van leren moet worden geconceptualiseerd en verklaard, wat de prevalentie ervan is, wat de relatie is met leren in het algemeen, en of het überhaupt bestaat.