onze nieuwe set van radicale denkers, een reeks van baanbrekende werken van filosofie en theorie, zijn zojuist verschenen, met prachtige nieuwe edities van boeken van Theodor Adorno, Louis Althusser, Nancy Fraser, Jean Baudillard en Chantal Mouffe.
Hieronder is een uittreksel uit Louis Althusser ‘ s over ideologie.
de staat
de marxistische traditie is hier streng.: in het Communistisch Manifest en de achttiende Brumaire (en in alle latere klassieke teksten, vooral in Marx ‘ geschriften over de Commune van Parijs en die van Lenin over staat en Revolutie) wordt de staat expliciet opgevat als een repressief apparaat. De staat is een ‘machine’ van onderdrukking, die de heersende klassen (in de negentiende eeuw de burgerlijke klasse en de ‘klasse’ van de grootgrondbezitters) in staat stelt om hun heerschappij over de arbeidersklasse te verzekeren, zodat de eerste de laatste kan onderwerpen aan het proces van meerwaardeuitpersing (d.w.z. aan kapitalistische uitbuiting).De staat is dus in de eerste plaats wat de marxistische klassiekers het staatsapparaat hebben genoemd. Deze term betekent: niet alleen het gespecialiseerde apparaat (in enge zin) waarvan ik het bestaan en de noodzakelijkheid met betrekking tot de vereisten van de rechtspraktijk heb erkend, dat wil zeggen de politie, de rechtbanken, de gevangenissen; maar ook het leger, dat (het proletariaat heeft voor deze ervaring met zijn bloed betaald) in laatste instantie rechtstreeks ingrijpt als een aanvullende repressieve kracht, wanneer de politie en haar gespecialiseerde hulpkorpsen “door de gebeurtenissen worden” voorgeschoten.; en boven dit ensemble, het staatshoofd, de regering en de administratie.In deze vorm heeft de marxistisch-leninistische’ theorie ‘ van de staat de vinger op het wezenlijke, en er kan geen moment sprake zijn van verwerping van het feit dat dit werkelijk het wezenlijke punt is. Het staatsapparaat, dat de staat definieert als een kracht van repressieve uitvoering en interventie ‘in het belang van de heersende klassen’ in de klassenstrijd die door de bourgeoisie en haar bondgenoten tegen het proletariaat wordt gevoerd, is zeer zeker de staat en definieert zeer zeker haar fundamentele ‘functie’.
van de beschrijvende theorie naar de theorie als zodanig
niettemin is ook hier, zoals ik al zei met betrekking tot de metafoor van het bouwwerk (infrastructuur en bovenbouw), deze voorstelling van de aard van de staat nog gedeeltelijk beschrijvend.
aangezien ik vaak de gelegenheid zal hebben om dit bijvoeglijk naamwoord (beschrijvend) te gebruiken, is een woord van uitleg nodig om elke dubbelzinnigheid weg te nemen.Wanneer ik van de metafoor van het bouwwerk of Van de marxistische ’theorie’ van de staat heb gesproken, heb ik gezegd dat dit beschrijvende begrippen of representaties van hun objecten zijn, dan had ik geen nevenkritische motieven. Integendeel, Ik heb alle redenen om aan te nemen dat grote wetenschappelijke ontdekkingen niet anders kunnen dan de fase doorlopen van wat ik beschrijvende ’theorie’zal noemen. Dit is de eerste fase van elke theorie, althans op het gebied dat ons aangaat (dat van de wetenschap van sociale formaties). Als zodanig kan en moet men deze fase beschouwen als een overgangsfase, die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de theorie. Dat het om een overgang gaat, staat in mijn uitdrukking: ‘beschrijvende theorie’, die in zijn samenstand van termen het equivalent van een soort ‘contradictie’onthult. In feite botst de term theorie tot op zekere hoogte met het bijvoeglijk naamwoord ‘beschrijvend’ dat ik eraan heb gehecht. Dit betekent heel precies:
(1) dat de ‘beschrijvende theorie’ werkelijk, zonder enige twijfel, het onomkeerbare begin van de theorie is; maar
(2) dat de ‘beschrijvende’ vorm waarin de theorie wordt gepresenteerd, juist als gevolg van deze ‘contradictie’, een ontwikkeling van de theorie vereist die verder gaat dan de vorm van de ‘beschrijving’.
laat me dit idee duidelijker maken door terug te keren naar ons huidige object: de toestand.Wanneer Ik zeg dat de marxistische’ theorie ‘van de staat waarover wij beschikken nog steeds gedeeltelijk’ beschrijvend ‘is, betekent dat in de eerste plaats dat deze beschrijvende’ theorie ‘ zonder twijfel het begin is van de marxistische staatstheorie en dat dit begin ons het essentiële punt geeft, dat wil zeggen het beslissende principe van elke latere ontwikkeling van de theorie.De beschrijvende theorie van de staat zal ik inderdaad correct noemen, omdat het heel goed mogelijk is de overgrote meerderheid van de feiten op het gebied waarop zij betrekking heeft, overeen te laten komen met de definitie die zij van haar doel geeft. Zo werpt de definitie van de staat als klassenstaat, die in het repressieve staatsapparaat bestaat, een schitterend licht op alle feiten die in de verschillende orden van onderdrukking waarneembaar zijn, ongeacht hun gebieden: van de bloedbaden van juni 1848 en van de Commune van Parijs, van de Bloedige Zondag van mei 1905 in Petrograd, van het verzet, van Charonne enz. het werpt licht op alle directe of indirecte vormen van uitbuiting en uitroeiing van de massa ‘ s van het volk (imperialistische oorlogen); het werpt licht op de subtiele dagelijkse overheersing waaronder men kan zien, in de vormen van de politieke democratie, bijvoorbeeld wat Lenin, in navolging van Marx, de dictatuur van de bourgeoisie noemde.
en toch vertegenwoordigt de beschrijvende theorie van de staat een fase in de constitutie van de theorie die zelf de ‘supersession’ van deze fase vereist. Want het is duidelijk dat als de definitie in kwestie ons werkelijk de middelen geeft om de feiten van onderdrukking te identificeren en te erkennen door ze te relateren aan de staat, opgevat als het repressieve staatsapparaat, deze’ onderlinge relatie ‘aanleiding geeft tot een zeer bijzondere soort vanzelfsprekendheid, waarover ik zo dadelijk iets zal zeggen:’ ja, zo is het, dat is echt waar!’En de accumulatie van feiten binnen de definitie van de staat kan voorbeelden vermenigvuldigen, maar het gaat niet echt vooruit op de definitie van de staat, dat wil zeggen De wetenschappelijke theorie van de staat. Elke beschrijvende theorie loopt dus het risico de ontwikkeling van de theorie te ‘blokkeren’, en toch is die ontwikkeling essentieel.
daarom denk ik dat, om deze beschrijvende theorie in theorie als zodanig te ontwikkelen, d.w.z. om de mechanismen van de staat in zijn werking verder te begrijpen, denk ik dat het noodzakelijk is iets toe te voegen aan de klassieke definitie van de staat als staatsapparaat.De essentie van de marxistische theorie van de staat
laat me eerst een belangrijk punt verduidelijken: de staat (en zijn bestaan in zijn apparaat) heeft geen betekenis dan als functie van de staatsmacht. De hele politieke klassenstrijd draait om de staat. Waarmee ik bedoel rond het bezit, d.w.z. de inbeslagname en het behoud van de staatsmacht door een bepaalde klasse of door een alliantie tussen klassen of klassenfracties. Deze eerste verduidelijking verplicht mij onderscheid te maken tussen de staatsmacht (behoud van de staatsmacht of inbeslagneming van de staatsmacht), het doel van de politieke klassenstrijd enerzijds en het staatsapparaat anderzijds.We weten dat het staatsapparaat kan overleven, zoals bewezen wordt door de burgerlijke ‘revoluties’ in het negentiende-eeuwse Frankrijk (1830, 1848), door de staatsgrepen (2 December, mei 1958), door de ineenstorting van de staat (de val van het Keizerrijk in l870, van de Derde Republiek in 1940), of door de politieke opkomst van de kleinburgerij (1890-95 in Frankrijk), enz., zonder dat het staatsapparaat wordt aangetast of gewijzigd: het kan politieke gebeurtenissen overleven die het bezit van de staatsmacht beïnvloeden.
zelfs na een sociale revolutie als die van 1917 overleefde een groot deel van het staatsapparaat na de verovering van de staatsmacht door de Alliantie van het proletariaat en de kleine boeren: Lenin herhaalde het feit keer op keer.Het is mogelijk om het onderscheid tussen staatsmacht en staatsapparaat te beschrijven als onderdeel van de ‘marxistische theorie’ van de staat, expliciet aanwezig sinds Marx ‘ achttiende Brumaire en klassenstrijd in Frankrijk.
om de ‘marxistische theorie van de staat’ op dit punt samen te vatten, kan worden gezegd dat de marxistische klassiekers altijd hebben beweerd dat (1) de staat het repressieve staatsapparaat is, (2) staatsmacht en staatsapparaat moeten worden onderscheiden, (3) het doel van de klassenstrijd betreft de staatsmacht, en bijgevolg het gebruik van het staatsapparaat door de klassen (of Alliantie van klassen of fracties van klassen) die de staatsmacht houden als functie van hun klassendoelstellingen, en (4) het proletariaat de staatsmacht moet grijpen om het bestaande burgerlijke staatsapparaat te vernietigen en, vervang het in een eerste fase door een heel ander proletarisch staatsapparaat, en zet vervolgens in latere fasen een radicaal proces in gang, dat van de vernietiging van de staat (het einde van de staatsmacht, het einde van elk staatsapparaat).In dit perspectief is wat ik zou willen toevoegen aan de ‘marxistische theorie’ van de staat er dus al in zoveel woorden. Maar het lijkt mij dat zelfs met dit supplement, deze theorie nog steeds gedeeltelijk beschrijvend is, hoewel ze nu complexe en differentiële elementen bevat waarvan de werking en werking niet kunnen worden begrepen zonder een beroep te doen op verdere aanvullende theoretische ontwikkeling.
de ideologische apparaten van de staat
wat aan de ‘marxistische theorie’ van de staat moet worden toegevoegd, is dus iets anders.Hier moeten we voorzichtig voortgaan op een terrein dat in feite de marxistische klassiekers lang voor ons zijn binnengedrongen, zonder echter in theoretische vorm de beslissende vooruitgang te hebben gesystematiseerd die door hun ervaringen en procedures wordt geïmpliceerd. Hun ervaringen en procedures waren in de eerste plaats beperkt tot het terrein van de politieke praktijk.
in feite, d.w.z. in hun politieke praktijk behandelden de marxistische klassiekers de staat als een complexere realiteit dan de definitie ervan in de ‘marxistische theorie van de staat’, ook al is deze aangevuld zoals ik zojuist heb benadrukt. Zij erkenden deze complexiteit in hun praktijk, maar brachten het niet tot uitdrukking in een overeenkomstige theorie.
ik zou een zeer schematische schets van deze overeenkomstige theorie willen proberen. Daartoe stel ik de volgende stelling voor.
om de theorie van de staat te bevorderen, is het noodzakelijk niet alleen rekening te houden met het onderscheid tussen staatsmacht en staatsapparaat, maar ook met een andere realiteit die duidelijk aan de kant van het (repressieve) staatsapparaat staat, maar er niet mee verward mag worden. Ik noem deze werkelijkheid door haar concept: de ideologische staatsapparaten.
Wat zijn de ideologische staatsapparaten (Isa ‘ s)?
zij mogen niet worden verward met het (repressieve) staatsapparaat. Vergeet niet dat in de marxistische theorie, het staatsapparaat (SA) bevat: de regering, de administratie, het leger, de politie, de rechtbanken, de gevangenissen, enz. die vormen wat ik in de toekomst het repressieve staatsapparaat zal noemen. Repressief suggereert dat het staatsapparaat in kwestie’ door geweld ‘ functioneert – althans uiteindelijk (aangezien repressie, bijvoorbeeld administratieve repressie, niet-fysieke vormen kan aannemen).Ik noem ideologische staatsapparaten een aantal werkelijkheden die zich aan de onmiddellijke waarnemer voordoen in de vorm van afzonderlijke en gespecialiseerde instellingen. Ik stel een empirische lijst van deze voor, die uiteraard in detail zal moeten worden onderzocht, getest, gecorrigeerd en geherstructureerd. Met alle bezwaren die uit deze eis voortvloeien, kunnen wij voorlopig de volgende instellingen beschouwen als ideologische staatsapparaten (de volgorde waarin ik ze heb opgesomd heeft geen bijzondere betekenis).:
– de religieuze ISA (het systeem van de verschillende kerken),
– de educatieve ISA (het systeem van de verschillende openbare en particuliere “scholen”),
– de familie ISA,
– de juridische ISA,
– de politieke ISA (het politieke systeem, met inbegrip van de verschillende partijen),
– de vakbond ISA,
-de communicatie ISA (pers, radio en televisie, enz.),
– de culturele ISA (literatuur, kunst, sport, enz.).
ik heb gezegd dat de ISA ‘ s niet verward mogen worden met het (repressieve) staatsapparaat. Wat is het verschil?
op het eerste moment is het duidelijk dat er weliswaar één (repressief) staatsapparaat bestaat, maar dat er een veelvoud van ideologische staatsapparaten bestaat. Zelfs als men ervan uitgaat dat het bestaat, is de eenheid die deze pluraliteit van Isa ‘ s als lichaam vormt niet onmiddellijk zichtbaar.Als tweede moment is het duidelijk dat, terwijl het-verenigde – (repressieve) staatsapparaat volledig tot het puhlische domein behoort, veel het grootste deel van de ideologische staatsapparaten (in hun schijnbare verspreiding) juist deel uitmaken van het private domein. Kerken, partijen, vakbonden, gezinnen, sommige scholen, de meeste kranten, culturele ondernemingen, enz., etc., zijn privé.
we kunnen de eerste waarneming voorlopig negeren. Maar iemand moet het tweede in vraag stellen en mij vragen met welk recht ik ideologische staatsapparaten beschouw, instellingen die voor het grootste deel geen publieke status hebben, maar gewoon particuliere instellingen zijn. Als bewuste Marxist heeft Gramsci dit bezwaar al in één zin voorkomen. Het onderscheid tussen publiek en privaat is een onderscheid binnen het burgerlijk recht en geldig in de (ondergeschikte) domeinen waarin het burgerlijk recht zijn ‘gezag’uitoefent. Het domein van de staat ontgaat het omdat het ‘boven de wet staat’: de staat, die de staat van de heersende klasse is, is noch publiek noch privaat; integendeel, het is de voorwaarde voor enig onderscheid tussen publiek en privaat. Hetzelfde kan gezegd worden vanuit het uitgangspunt van onze ideologische staatsapparaten. Het maakt niet uit of de instellingen waarin ze worden gerealiseerd ‘publiek’ of ‘privé’zijn. Het gaat erom hoe ze functioneren. Particuliere instellingen kunnen heel goed ‘functioneren’ als ideologische staatsapparaten. Een redelijk grondige analyse van een van de ISA ‘ s bewijst het.
maar nu voor wat essentieel is. Wat de ISA ’s onderscheidt van het (repressieve) staatsapparaat is het volgende fundamentele verschil: het repressieve staatsapparaat functioneert’ door geweld’, terwijl de ideologische staatsapparaten’door ideologie’ functioneren.
ik kan de zaken verduidelijken door dit onderscheid te corrigeren. Ik zal eerder zeggen dat elk staatsapparaat, of het nu repressief of ideologisch is, zowel door geweld als door ideologie ‘functioneert’, maar met een zeer belangrijk onderscheid dat het noodzakelijk maakt de ideologische staatsapparaten niet te verwarren met het (repressieve) staatsapparaat.
dit is het feit dat het (repressieve) staatsapparaat massaal en overwegend door repressie (met inbegrip van fysieke repressie) functioneert, terwijl het secundair door ideologie functioneert. (Er bestaat niet zoiets als een zuiver repressief apparaat. Het leger en de politie functioneren bijvoorbeeld ook door ideologie, zowel om hun eigen samenhang en reproductie te verzekeren, als in de ‘waarden’ die zij naar buiten toe propageren.Op dezelfde manier, maar omgekeerd, is het van essentieel belang te zeggen dat van hun kant de ideologische staatsapparaten massaal en overwegend door ideologie functioneren, maar ook secundair door onderdrukking, ook al is dit uiteindelijk, maar slechts uiteindelijk, zeer attentuated en verborgen, zelfs symbolisch. (Er bestaat niet zoiets als een zuiver ideologisch apparaat. Scholen en kerken gebruiken dus passende methoden van straf, verdrijving, selectie, enz., om niet alleen hun herders te’ disciplineren’, maar ook hun kudden. Hetzelfde geldt voor de familie…. Hetzelfde geldt voor het culturele IS-apparaat (censuur, onder andere), enz.Moet hieraan worden toegevoegd dat deze bepaling van het dubbele ‘functioneren’ (overwegend, secundair) door onderdrukking en ideologie, al naar gelang het gaat om het (repressieve) staatsapparaat of de ideologische staatsapparaten, duidelijk maakt dat zeer subtiele expliciete of stilzwijgende combinaties kunnen worden geweven uit het samenspel van het (repressieve) staatsapparaat en de ideologische staatsapparaten? Het leven van alledag biedt ons talloze voorbeelden daarvan, maar die moeten we in detail bestuderen als we verder willen gaan dan alleen deze observatie.
niettemin leidt deze opmerking ons naar een begrip van wat de eenheid van het schijnbaar uiteengevallen lichaam van de ISA ‘ s vormt. Als de ISA’ s massaal en overwegend door de ideologie ‘functioneren’, dan is dat juist wat hun diversiteit verenigt, voor zover de ideologie waarmee zij functioneren, ondanks haar verscheidenheid en haar tegenstrijdigheden, in feite altijd verenigd is onder de heersende ideologie, die de ideologie van de ‘heersende klasse’ is. Gezien het feit dat de’ heersende klasse ‘ in principe de staatsmacht bezit (openlijk of vaker door middel van allianties tussen klassen of klassenfracties) en daarom over het (repressieve) staatsapparaat beschikt, kunnen we het feit aanvaarden dat dezelfde heersende klasse actief is in de ideologische staatsapparaten voor zover het uiteindelijk de heersende ideologie is die in de ideologische staatsapparaten, juist in haar tegenstellingen, wordt gerealiseerd. Natuurlijk is het iets heel anders om in de (repressieve) staat Ap paratus volgens wetten en decreten te handelen en in de ideologische staatsapparaten ’te handelen’ door middel van de heersende ideologie. We moeten in details treden over dit verschil, maar het kan de realiteit van een diepgaande identiteit niet maskeren. Voor zover ik weet, kan geen enkele klasse de staatsmacht over een lange periode behouden zonder tegelijkertijd haar hegemonie over en in de ideologische apparaten van de staat uit te oefenen. Ik heb maar één voorbeeld en bewijs nodig.: Lenins gekwelde zorg om onder andere het ideologische staatsapparaat van het onderwijs te revolutioneren, alleen maar om het Sovjetproletariaat, dat de staatsmacht had gegrepen, in staat te stellen de toekomst van de dictatuur van het pro letariaat en de overgang naar het socialisme veilig te stellen.Deze laatste opmerking plaatst ons in een positie om te begrijpen dat de ideologische staatsapparaten niet alleen de inzet kunnen zijn, maar ook de plaats van klassenstrijd, en vaak van bittere vormen van klassenstrijd. De klasse (of klassenverbond) aan de macht kan de wet niet zo gemakkelijk in de ISA ‘ s vastleggen als in het (repressieve) staatsapparaat, niet alleen omdat de vroegere heersende klassen daar lange tijd sterke posities kunnen behouden, maar ook omdat het verzet van de uitgebuite klassen middelen en gelegenheden kan vinden om zich daar uit te drukken, hetzij door het gebruik van hun tegenstellingen, hetzij door het veroveren van gevechtsposities in hen in de strijd.
laat me mijn opmerkingen doornemen.
indien de stelling die ik heb voorgesteld gegrond is, leidt zij mij terug naar de klassieke marxistische theorie van de staat, terwijl zij deze in één punt preciezer maakt. Ik beargumenteer dat het noodzakelijk is om onderscheid te maken tussen staatsmacht (en het bezit ervan door . . .) enerzijds en het staatsapparaat anderzijds. Maar ik voeg daaraan toe dat het staatsapparaat twee organen bevat: het orgaan van instellingen die enerzijds het repressieve staatsapparaat vertegenwoordigen, en het orgaan van instellingen die anderzijds het orgaan van ideologische staatsapparaten vertegenwoordigen.
maar als dit het geval is, dan moet de volgende vraag worden gesteld, zelfs in de samenvatting van mijn suggesties: Wat is precies de omvang van de rol van de ideologische staatsapparaten? Waar is hun belang op gebaseerd? Met andere woorden: waaraan correspondeert de ‘functie’ van deze ideologische staatsapparaten, die niet door repressie maar door ideologie functioneren?
aantekeningen
zie blz. 158, over ideologie.
voor zover ik weet is Gramsci de enige die enige afstand heeft afgelegd op de weg die ik neem. Hij had het ‘opmerkelijke’ idee dat de staat niet gereduceerd kon worden tot het (repressieve) staatsapparaat, maar, zoals hij het uitdrukte, een aantal instellingen uit de ‘burgermaatschappij’ omvatte: de kerk, de scholen, de vakbonden, enz. Helaas heeft Gramsci zijn instellingen niet gesystematiseerd, die in de staat van acute maar fragmentarische noten bleven (cf. Gramsci, Selections from the Prison Notebooks, International Publishers, 1971, pp. 12., 259, 260-3; zie ook de brief aan Tatiana Schucht, 7 September 1931, in Lettre del Carcere, Einaudi, 1968, p. 479. Vertaling in het Engels in voorbereiding.
de familie heeft duidelijk andere ‘functies’ dan die van een ISA. Het grijpt in bij de reproductie van de arbeidskracht. In verschillende productiewijzen is het de productie-eenheid en / of de consumptie-eenheid.
de ” wet “behoort zowel tot het (repressieve) staatsapparaat als tot het systeem van de ISA’ s.In een pathetische tekst uit 1937 vertelt Krupskaja de geschiedenis van Lenins wanhopige inspanningen en wat zij als zijn mislukking beschouwt.
wat ik in deze paar korte woorden heb gezegd over de klassenstrijd in de ISA ‘ s is duidelijk niet uitputtend voor de kwestie van de klassenstrijd.
om deze vraag te beantwoorden moeten twee principes in gedachten worden gehouden:
het eerste principe werd door Marx geformuleerd in het voorwoord van een bijdrage aan de kritiek op de politieke economie: ‘Bij het overwegen van dergelijke transformaties moet altijd onderscheid worden gemaakt tussen de materiële transformatie van de economische productievoorwaarden, die met de precisie van de natuurwetenschap kan worden bepaald, en de juridische, politieke, religieuze, esthetische of filosofische – kortom ideologische vormen waarin de mens zich bewust wordt van dit conflict en het bestrijdt.’De klassenstrijd wordt aldus uitgedrukt en uitgeoefend in ideologische vormen, dus ook in de ideologische vormen van de ISA’ s. Maar de klassenstrijd reikt veel verder dan deze vormen, en omdat zij zich verder uitstrekt, kan de strijd van de uitgebuite klassen ook in de vormen van de ISA ‘ s worden uitgeoefend en zo het wapen van de ideologie tegen de machtsklassen keren.Dit uit hoofde van het tweede beginsel: de klassenstrijd reikt verder dan de ISA ‘ s, omdat zij elders geworteld is dan in de ideologie, in de infrastructuur, in de productieverhoudingen, die uitbuitingsverhoudingen zijn en de basis vormen voor klassenverhoudingen.